Ze zei het even gauw in het voorbij gaan. Een onbekende, andere moeder. En het raakte me diep.
Als Arje zo staat, zie ik een manneke in opperste concentratie. Hij legt zijn handen op z’n oren om zelf te kunnen bepalen hoe hard hij alle geluiden wilt laten binnenkomen. En zijn mond hangt open omdat hij al zijn spieren nodig heeft om alles in zich op te nemen. Zijn schoolplein bijvoorbeeld, dat er heel anders uitziet dan normaal. Vol vlaggen, kleuren, muziek en spelletjes.
Voor deze moeder ziet het er blijkbaar uit alsof Arje het niet naar z’n zin heeft. Maar ik zie dat hij er juist geen moment van wil missen.
3 jaar later
Het is Koningsdag en we gaan naar de gezellige spelletjes-ochtend in het dorp. We vieren Koningsdag elk jaar op hetzelfde, bekende terrein, en dat werpt zijn vruchten af. Want inmiddels aarzelt Arje niet meer. Hij doet enthousiast mee, speelt de spelletjes op zijn manier, lacht en kletst tegen iedereen die hij kent.
Opgetogen, omdat het zó goed ging, fietsen we op de tandem naar het stadspark. Daar staat de ene stormbaan na de ander. Omhoog klimmen, schuiven over boomstammen en proberen niet in de ballenbak te vallen, van heel hoog naar beneden glijden… Arje’s broertje Loek krijgt er geen genoeg van.
Maar Arje durft, wil en kan hier helemaal niet op.
Laat hem toch thuis
Ik hóór het die andere moeder weer zeggen. Alleen nu in mijn hoofd: ‘Laat hem toch thuis.’
En dan bekruipt me dat gevoel: WAT DOEN WE HIER?
Maar terwijl Loek, onder toeziend oog van RJ voor de derde keer de stormbaan beklimt, knijpt Arje in mijn hand.
‘Wie komen we tegen, mam?’ vraagt hij
‘Wie? Dat weet ik niet, dat zien we wel.’ Zoals altijd temper ik zijn verwachtingen.
‘We komen Maik tegen, hè?’
‘Nee, dat denk ik niet, lieverd.’
‘Maar wie komen we dan tegen?’
En nog voordat hij dat gezegd heeft, worden we aangesproken door oude bekenden. We maken een kletspraatje over plaatjesbeugels, één van Arje’s favoriete onderwerpen. En hij vraagt of ze willen lachen, zodat hij even kan controleren of ze echt geen beugel in hun mond hebben.
Twee minuten later komen we een oud-collega met zijn gezin tegen. En al gauw gaat het over drumstellen. (‘Heb je een elektrische?’ ‘Kun je heel hard?’ ‘Mag ik ook eens?’)
Arje geniet
Het is onmogelijk voor hem om een stormbaan te beklimmen, maar hij babbelt erop los! Ineens besef ik dat Koningsdag zijn walhalla is… niet vanwege de stormbanen, maar vanwege de vele, vrolijke mensen die een kletspraatje willen maken. Ik ga mee in zijn energie. Samen kijken we rond wie we nog meer zien. We komen opa en oma tegen, Henk, een klasgenootje, een oud-leerling van mij en een meester van zijn school.
En dan ineens spitst Arje zijn oren en gaat zijn vinger de lucht in. Door al het lawaai heen herkent Arje de ‘Okido’, het lied van de Koningspelen. Het dansje is de afgelopen tijd elke dag geoefend op school.
Arje hobbelt voor me uit op het geluid af. Er is net een voorstelling afgelopen en we zien kinderen vrij dansen op een laag podium. Alleen staat het geluid veel te hard… ik aarzel niet, til Arje op, draag hem vliegensvlug door de geluidsbarrière heen en zet hem achter de geluidsboxen tussen alle kinderen op het podium. Dáár gebeurt het!
En Arje danst. Enthousiast. Ongedwongen. Op zijn manier. Ik kijk naar hem met tranen in mijn ogen.
‘Highfive!’ zegt een jongen. ‘Jij kan goed dansen!’