Verhalen en ideeën voor wanneer meedoen niet vanzelf gaat

Het is een kwestie van geduld

‘t Is een kwestie van geduld. Rustig wachten op de dag. Dat heel Holland Limburgs l*lt. Ja, Arje (9) is gek op talen. Als hij een vreemde taal hoort, wil hij direct weten welke taal het is. En probeert het zelf ook even. Dat levert zowel ongemakkelijke als bijzondere momenten op.

Het is een kwestie van geduld. Rustig wachten op de dag. Dat heel Holland Limburgs l*lt. Vanochtend zaten we in de auto. Rowwen Hèze op de radio. Je kent ‘m. Uiteraard zing ik het lied uit volle borst mee. Arje zingt vrolijk met me mee. Spitst zijn oren bij de coupletten. ‘Mama, uit welk land komen ze?’ vraagt hij.

 

Het is een kwestie van geduld

Als je me langer kent, dan weet je dat mijn roots in Limburg liggen. Inmiddels woon ik al 20 jaar in Apeldoorn. Mijn zachte -g is hier een uitzondering. En…. het hoort bij mij. RJ, Arje en Loek praten met een harde -g, de mijne is zacht. Als Arje met mij praat switcht hij vaak zonder te aarzelen over naar de zachte -g.

‘Gezellig, hè mam,’ zegt hij dan. Terwijl hij ‘gezellig’ uitspreekt met de zachtheid van iemand die in Limburg is opgegroeid. Het is vrij moeilijk om als niet-Limburger de specifieke intonatie na te doen. Over het algemeen kent elke Limburgse streek meer klinkers dan het Nederlands. Ze worden op een bepaalde manier uitgesproken. Arje kan dit feilloos. Dan ben ik natuurlijk bijzonder trots.

 

Op de camping

Arje’s interesse voor de verschillende talen is groot. Op de Franse camping maakt hij contact door tegen iedereen ‘Bonjour!’ te zeggen. De hele camping wordt er nóg vrolijker van.
Na een week groet iedereen hém als hij aan komt lopen. Van het oudere echtpaar tot de stoere 17-jarige jongens. ‘Bonjour, monsieur!’ zeggen ze dan, terwijl ze Arje’s enthousiasme haast als vanzelf overnemen. Als de desbetreffende mensen vervolgens in het Nederlands overgaan, vraagt hij elke keer met oprechte verbazing: ‘Praat jij Néderlands?’

Wanneer de mensen met mij verder babbelen in het Engels, volgt hij het gesprek. ‘Komen ze uit Amerika?’ vraagt hij dan later.

 

Amerika

Tja, als er één land is dat op dit moment tot zijn verbeelding spreekt… is het Amerika. Je moet met het vliegtuig om er te komen, mijn vriendin komt er vandaan en veel mensen die hij kent, zijn er geweest. Opa en oma, een oom en tante. Ja, zelfs papa en mama zetten er voet aan land. En in Amerika praten de mensen Engels en dat leert hij op school.

Amerika is een high topic.

We gaan naar Berlijn. Op bezoek bij mijn Amerikaanse vriendin en haar familie. Ze blijkt zowel Engels, Duits én een paar woorden Nederlands te praten. ‘Praat jij Néderlands?’ vraagt Arje. ‘Maar je komt toch uit Amerika?’ Kimberly vertelt over Amerika en haar reizen over de hele wereld. Maar Amerika heeft Arje’s grootste aandacht.

 

‘Praat jij Nederlands?’

Eenmaal thuis gaat zijn interesse voor taal onverminderd voort. In de supermarkt vraagt hij aan iedereen die hij tegenkomt: ‘Praat jij Nederlands?’

Op een camping is die vraag nog enigszins te verklaren. Maar in de supermarkt lijkt het geen doel te hebben. Daarbij heeft hij écht niet in de gaten wanneer iemand zich ongemakkelijk of op de kast gejaagd voelt door die vraag.

 

Reuze-interessant

Ik herinner me die keer dat Arje midden op straat aan een niet-westerse man vroeg: ‘Praat jij Nederlands?’ Deze man werd even heel boos. Begrijpelijk.
Ook mensen met een hoofddoek hebben een grote aantrekkingskracht op hem. Daarvan weet hij inmiddels bijna 100% zéker dat ze in ieder geval óók een andere taal spreken. Reuze-interessant. In een speeltuin staat hij dan ook binnen de kortste keren dichtbij hen om hun woorden op te vangen. Hij geniet van de klanken. Als hij zijn kans schoon ziet, vraagt hij ‘Praat jij Nederlands?’

 

Het is een kwestie van geduld

Dit is niet de manier natuurlijk. Zijn nieuwsgierigheid is echter wel zijn grootste troef. Het maken van zijn contact is zijn favoriete bezigheid. Ik leer hem om de zin ‘Praat jij Nederlands?’ te vervangen voor een andere zin. Het is een kwestie van geduld. Voor mij. Want het duurt even voordat Arje zich dit eigen maakt.

Een paar weken later zitten we in de wachtkamer van het ziekenhuis. Tegenover ons zitten 3 Turkse mannen, die Arje met veel bewondering bekijkt. Ik zie hem zijn oren spitsen bij elke zin die ze in het Turks tegen elkaar zeggen. Soms vangt hij een woord (of een zinsdeel op, ik weet het niet), en dan fluistert hij het voor zich uit. Kijkt me even aan. In de hoop dat ik kan bevestigen of zijn uitspraak goed is. Maar ik moet hem het antwoord schuldig blijven. ‘Vind je het een mooie taal?’ vraag ik. ‘Ja,’ knikt hij. ‘Mooie taal.’
‘Weet je nog, dat je dat mag zeggen?’ zeg ik. ‘Ja,’ knikt hij weer.

Dit herhaalt zich een aantal keer. Inmiddels fluistert Arje niet meer, maar zegt hij de woorden hardop. Lacht vrolijk (en steeds harder) om zijn eigen uitspraak van de Turkse woorden.
Eén van de mannen kijkt verstoord op. Zijn blik blijft rusten op Arje. ‘Ik vind jullie taal mooi,’ zegt Arje. De man kijkt me vragend aan. ‘Hij is heel geïnteresseerd,’ bevestig ik. De ogen van de man lichten op, en hij knikt Arje vriendelijk toe. De 10 minuten erop leert de man Arje twee Turkse woorden.

 

Uit welk land komt Rowwen Hèze?

Het is een kwestie van geduld. Rustig wachten op de dag.
‘Maahaam, uit welk land komen ze?’ vraagt Arje. Nu wat ongeduldiger. Ik schrik op uit mijn gedachten. Rowwen Hèze schalt nog steeds uit de autoradio.
‘Eeeeeh,’ ik aarzel.
‘Uit de buurt van Venlo,’ zeg ik dan.

Sorry, mannen, als ik nu America zeg is het einde zoek.

 

_______

Over het boek ‘Len en zijn broer’

In mijn voorleesboek ‘Len en zijn broer’ maakt de hoofdpersoon Steef ook met het grootste gemak contact met vreemden. Niet iedereen zit hier op te wachten. In het boek heeft Len’s broer Steef een verstandelijke beperking. Len is 7 jaar, en Steef is al 9. Maar hij lijkt soms nog wel een peuter. Hij kan nog niet eens zelf zijn jas dichtmaken. Soms wordt hij ineens heel erg boos. En dan ineens vraagt hij in de bouwmarkt wat mensen vanavond gaan eten. Hoe voelt dat voor Len? Hoe ervaart hij dat? Door het boek en de vragen achterin kun je zelf met je kind in gesprek. Lees het 1e hoofdstuk!

 

Verder lezen over hoe Arje contact maakt met anderen, kan in deze blogs:

 

Gaat meedoen voor jouw kind (ook) niet vanzelf?

Ik ontdekte 3 vragen die het een stuk makkelijker maken.

Meer lezen

Şirin (37) en Noortje (36) kennen elkaar van de peuterklas en zijn sindsdien vriendinnen. Mijn nieuwsgierigheid naar hun vriendschap is groot: Şirin is mijn nichtje. Noortje heeft het Williams-Beuren Syndroom; hetzelfde syndroom als mijn zoon Arje.
In dit voorleesboek heeft Len’s broer Steef een verstandelijke beperking. Het verhaal geeft een kijkje in een gezin waarin opgroeien net even anders gaat dan anders. Maar bovenal is het een boek waarin iedereen meedoet.
Als Arje (9) naar het speeltuintje om de hoek wilt, gaat er altijd iemand mee. Maar wat zou het fijn zijn als Arje zelfstandig de deur uit kan wandelen. Om anderen te ontmoeten en samen te spelen. Kan Arje alleen naar de speeltuin?