Verhalen en ideeën voor wanneer meedoen niet vanzelf gaat

Samen spelen doe je zo!

PODCAST: Samen spelen doe je zo! Live vanuit De Grote Samenspeeldag! ‘Ik ben ook maar een gewone meid, alleen heb ik wielen onder mijn billen’, zegt Pauline krachtig. Zo roept ze iedereen op om niet naar kinderen met een beperking te staren, maar hen juist te vragen om mee te spelen.

LIVE VANUIT DE GROTE SAMENSPEELDAG!
Luister deze podcast via APPLE PODCAST  I  SPOTIFY  I  STITCHER

 

GOED OM TE WETEN

Dit is de aflevering ‘Samen spelen doe je zo!’ Binnenkort verschijnt een tweede aflevering die ik opnam tijdens De Grote SamenSpeelDag. Een verzameling hartverwarmende gesprekken  met kinderen, ouders en speelexperts over samen spelen. Waar ligt de uitdaging? En hoe lukt het wél?

Wil je deze aflevering niet missen? Klik dan in je favoriete podcast-platform op ‘volgen’ of ‘abonneer’ op Makkelijker Meedoen de Podcast. Zo zie jij direct wanneer deze aflevering online staat!

LINKS

In deze aflevering verwijs ik naar de volgende links:

 

ONDERWERPEN IN DEZE AFLEVERING

  • In gesprek met Guusje ter Horst (1:44)
  • Welke uitdagingen maken samen spelen moeilijk? (14:16)
  • Wat zijn onze ervaringen met samen spelen? (28:02)
  • Oplossingen en tips! (35:31)

 

TRANSCRIPT

Samen spelen doe je zo (live vanuit De Grote SamenSpeelDag)

Maud Wilms:
Welkom in deze wel heel bijzondere aflevering van Makkelijker Meedoen de Podcast. Want deze aflevering wordt live opgenomen op het leukste speelfestival voor álle kinderen: De Grote Samenspeeldag!

Ontzettend leuk dat je weer luistert naar deze hele toffe aflevering! We zijn hier op het leukste inclusieve speelfestival: De Grote Samenspeeldag in Nieuwegein. Dit jaar wordt er ook dé SamenSpeelNetwerkbijeenkomst georganiseerd door Jantje Beton en Stichting het Gehandicapte Kind. Zij zetten zich net als ik in om meedoen makkelijker te maken voor kinderen met een beperking.

We gaan het hebben over uitdagingen, over ervaringen én oplossingen rondom samen spelen. En ik doe dat niet alleen. Want aan mijn podcasttafel zitten Pauline Muijs, Guusje ter Horst, Rick Brink, Henk-Willem Laan en voor onze neus zit een fantastisch publiek van belangrijke speelexperts!

 

In gesprek met Guusje ter Horst

Maud Wilms:
Guusje Ter Horst, ontzettend fijn dat u er bent! Je bent onder meer oud-minister Binnenlandse Zaken en oud-burgemeester van Nijmegen. Nu bent u bestuurlijk aanjager Onbeperkt Meedoen.  Wat doet u in deze rol?

Guusje ter Horst:
Dat is een hele goede vraag. Minister Helder, dat is de minister van VWS, en zij is de coördinerend minister voor de uitvoering van het VN Verdrag Gehandicapten. VN Verdrag Gehandicapten is door Nederland in 2016 geratificeerd. Dat is al zeven jaar terug. Maar dat moet natuurlijk wel invulling krijgen. In dat VN Verdrag staat dat mensen met een beperking recht hebben op een autonoom leven, een zelfstandig leven op alle terreinen. Dus het openbaar vervoer, werk, onderwijs, noem maar op. Maar dat moet je dan natuurlijk wel regelen.

Minister Helder is de coördinerend minister, maar op een heleboel departementen spelen natuurlijk delen van het laten verdwijnen van de belemmeringen, spelen zich af. Als het bijvoorbeeld gaat om vervoer dan zit dat niet bij gezondheidszorg, maar dan zit dat bij het departement wat daar over gaat. Ze heeft mij gevraagd om bestuurlijk aanjager wil zijn van Onbeperkt Meedoen en ik doe dat nu zes maanden. Maar na twee maanden vroeg ik me af: ‘Wie moet ik nu eigenlijk aanjagen?’ Want wie komt er nu het meest in aanmerking om aangejaagd te worden? Mijn constatering is dat dat niet de organisaties zijn die opkomen voor mensen met een beperking, zoals jullie hier allemaal zitten. Het aanjagen heeft nu de vorm gekregen dat ik de ministeries zelf aanjaag, en ook de gemeenten aanjaag, en de rijksorganisaties. Omdat zij de regels bepalen en geld hebben voor subsidies. Dat is wat ik nu doe. Dus ik praat met heel veel mensen en ik probeer te zorgen dat we een stap maken als het gaat om het Onbeperkt Meedoen.

Maud Wilms:
Wat is aanjagen? Wat is het precies?

Guusje ter Horst:
Het aanjagen is denk ik dat je van buiten naar binnen kijkt. Ik heb zelf ervaring hoe het is om in een rolstoel te zitten. Ik niet persoonlijk, maar wel de zoon van mijn partner. Dus ik heb ongeveer gezien hoe die wereld eruit ziet. Daar komt mijn motivatie vandaan om dit te doen. En aanjagen is toch dat je van buiten naar binnen of van boven naar beneden kijkt, en bekijkt ‘wat gebeurt er nu eigenlijk binnen ministeries, gemeenten en organisaties om dat Onbeperkt Meedoen te verbeteren en gebeurt dat op de goeie manier, en kan het niet sneller?’ Want iemand die aanjaagt die vindt dat dingen sneller moeten gaan. Daar helpt ik bij.

Maud Wilms:
En de zoon van uw partner… wilt u daar iets over vertellen?

Guusje ter Horst:
Ja, die had de ziekte van Duchenne. Hij is vorig jaar daaraan overleden op 37 jarige leeftijd. En ik heb de afgelopen 12 jaar meegemaakt hoe het is om in een rolstoel te zitten. En ook voor hem zelf in toenemende mate dingen niet meer kunnen doen die hij daarvoor wel kon doen. Maar ook wat de samenleving kan doen om de beperking die iemand heeft zo min mogelijk een beperking te laten zijn. Wat mij opviel is dat, afgezien van toegankelijkheid dat je niet overal kan komen met een rolstoel, is voornamelijk ook het ingewikkelde van alle regelingen. Wat hij niet allemaal heeft moeten regelen toen hij stopte met werken en een uitkering kreeg. Of toen hij op school zat naar werk. Dus allemaal dat soort transities, mensen die hier in de zaal zitten zullen dat herkennen. Morgen ga ik met de minister naar Zwolle toe. Daar hebben ze een project waarbij ze jongeren van school van speciaal onderwijs naar werk begeleiden. Dat soort transities zijn altijd moeilijk en de samenleving maakt dat eigenlijk ingewikkelder dan noodzakelijk is.

Maud Wilms:
En het kan makkelijker?

Guusje ter Horst:
Het kan makkelijker. Ja. Maar we hebben in Nederland allemaal wetten. Iemand met een beperking kan soms wel met drie verschillende wetten te maken hebben. En die zijn niet op elkaar afgestemd. Die zijn niet bedoeld voor mensen met een beperking. Dat maakt het extra ingewikkeld. Zeker als je een verstandelijke beperking of handicap hebt, dan is het 100 keer zo ingewikkeld.

Maud Wilms:
En de kinderen… zelf zie ik dat het voor kinderen met en zonder beperking soms best moeilijk is om elkaar te ontmoeten. Ze groeien gescheiden van elkaar op. Zo gaan ze bijvoorbeeld niet naar dezelfde school. Ook geeft 73% van de kinderen met een beperking aan dat ze graag een vriendje in de buurt zouden willen.

Guusje ter Horst:
Dat is toch dramatisch? Net zoals het jou motiveert en dat jij gemerkt hebt dat er kinderen met een beperking zijn die geen vriendjes hebben, dat is natuurlijk verschrikkelijk voor kinderen. Ik heb het aan onze Bob gemerkt, die heeft op een gewone school gezeten, ik had het er net met Rick over, en daar doe je dan ook vriendjes op. En dat zijn z’n hele leven zijn vrienden gebleven. Maar als je dus niet naar een school gaat waar ook kinderen zonder beperking zijn en je speelt niet in de speeltuin waar kinderen zonder beperking zijn, hoe moet je daarmee in contact komen? Dat motiveert mij ook zeer om samen spelen mogelijk te maken. En we zien buiten hoe fantastisch dat is.

Maud Wilms:
Ja, en neemt u dit mee in het aanjagen?

Guusje ter Horst:
Absoluut. Ik jáág aan, ik doe niets anders (publiek lacht).

Maud Wilms:
Maar hoe werkt dit dan in de gesprekken?

Guusje ter Horst:
Ik heb natuurlijk veel te maken met de ambtenaren die op de departementen werken: het team dat bezig is met Onbeperkt Meedoen. We hebben ook wel wat financiële middelen om nieuwe, we noemen dat inclusie-pacten… dat zijn een aantal organisaties die samen een probleem bij de kop pakken. Bijvoorbeeld in Zwolle zijn een aantal organisaties van werk en van school en die zorgen dat kinderen met een beperking die van het Voortgezet Speciaal Onderwijs komen, dat die kinderen aan het werk kunnen gaan. Zo hebben we nog wat meer mogelijkheden om dat te doen. Dat is wat wij doen. Verder praat ik met leidinggevenden van andere departementen om hun duidelijk te maken dat ze echt aan de bak moeten.

Gelukkig heeft de Tweede Kamer de minister de opdracht gegeven om tot een nationale strategie Onbeperkt Meedoen te komen. Dat betekent dat je niet alleen maar een paar leuke projectjes kunt doen, maar dat je dat echt breder moet bekijken. Daar zijn we hard mee aan het werk, om tot een nationale strategie te komen. Daar zijn alle departementen bij betrokken. Dat strekt zich uit over een periode van 15 jaar. Niet alles kan morgen geregeld worden. Als je alle trams, bushaltes, treinen toegankelijk wil maken, dan ben je zo 10 jaar kwijt. Dus we hebben de blik op de toekomst. We kijken welke stappen moet je de komende periode nemen om dat toekomstbeeld te realiseren. Daar stop ik mijn energie in

Maud Wilms:
En de kinderen? Die zijn de toekomst.

Guusje ter Horst:
Zeker. Ik vind het ook hartstikke leuk dat hier de ambassadeurs zijn (dat zijn kinderen met een beperking, red). En ik geloof dat Thijs ook niet heel oud is? Die is ook nog jeugd.

Thijs de Lange:
Ja, 25!

Guusje ter Horst:
Rick is volgens mij ietsje ouder. Volgens mij moeten we het ook hebben van jongeren met een beperking die laten zien hoe fantastisch zij een bijdrage leveren aan deze samenleving.

Maud Wilms:
9 van de 10 speelplekken is niet toegankelijk voor kinderen met een beperking. Veel kinderen met een handicap zitten dan na schooltijd thuis. Het SamenSpeelNetwerk wil zorgen voor toegankelijke speelplekken in elke gemeente zodat kinderen elkaar makkelijker kunnen ontmoeten.  Ziet u daar ook een opdracht?

Guusje ter Horst:
Jazeker. Ik had het net met Henk Willem Laan erover, i kgeloof dat het rijk daar nu 500.000 euro aan geeft.

Henk-Willem Laan:
1 miljoen!

Guusje ter Horst:
Jeetje, 1 miljoen, kun je nagaan ik weet het ook niet allemaal precies. 1 miljoen aan geeft om dat te realiseren. En ik dacht dat hij zei, in 150 gemeenten is al een speeltuin die ook voor kinderen met een beperking toegankelijk is. Maar dat betekent dat die andere gemeenten, we hebben er 350 in Nederland, die moeten ook nog aan de bak. En het ministerie waar ik nu aan verbonden ben, die geeft daar ook geld voor om dat te realiseren. Samen met een heleboel andere organisaties, waarvan een aantal hier in de zaal zit.

Maud Wilms:
Oke, Thijs!

Thijs de Lange:
Zijn er mensen die een reactie hebben hierop, of een vraag aan Guusje ter Horst? Wie herkent al die ingewikkelde regels en wetten?

Guusje ter Horst:
Niemand… (lacht)

Maud Wilms:
De handen gaan omhoog.

Thijs de Lange:
Daar en daar. Maud, ik ben ook wel benieuwd hoe is dat voor Arje eigenlijk? Kan hij gewoon in de buurt in de speeltuin spelen? Wat voor obstakels heb je daar?

Maud Wilms:
Er is een speeltuintje in de buurt, maar daar is hij inmiddels wel weer wat groot voor. Dus hij kan wel dat voetballen op het voetbalveldje. Hij heeft een vriendje die hij van de basisschool kent, waar hij naar toe is gegaan. Daar gaat hij nog steeds samen voetballen.

Thijs de Lange:
Dat lukt ook met andere buurtkinderen, samen spelen?

Maud Wilms:
Inmiddels gaat dat best goed, maar soms gaat dat ook niet zo goed. Het is niet dat het een voortdurende ‘joepiejajee’ stemming is. En ik denk dat we kinderen daarin mogen helpen. Dus soms laat ik, en soms help ik.

Thijs de Lange:
Wie herkent dit?

Ilse van der Put:
Ik ben van Empowerment by playing. Wat ik interessant vond, wat mevrouw Ter Horst zei, over het aanjagen van juist de andere ministeries en zo. Als je het over het samen spelen hebt, dan gaat het ook over aanjagen van juist de kinderen die geen beperking hebben. Want op het moment dat er een speeltuin is die toegankelijk is, en je komt daar en de andere kinderen pesten je, dan kom je daar nooit meer terug. Ze hoeven je niet eens te pesten, maar ze kunnen je ook negeren. En dat negeren komt vaak niet voort uit dat kinderen het andere kind niet leuk of interessant vinden, maar omdat ze niet goed weten hoe leg je nu contact met een kind dat je niet kent en ook nog een handicap heeft. Dus dat is belangrijk dat daar heel veel aandacht voor is. En al die andere kinderen die niet opgroeien met een kind met een handicap… daar moet je het uiteindelijk van hebben.

Thijs de Lange:
En hoe doe je dat, dat contact leggen?

Ilse van der Put:
Ja, die moet je met de haren erbij slepen. Dus echt zorgen dat kinderen die nooit contact hebben, dat ze dat wel een keer krijgen. Organiseren op school, organiseren in de speeltuin. Zodat ze dat wel kunnen ervaren. Want dan pas heb je de mogelijkheid om als kind in een speeltuin te komen waar je nog niemand kent en dat er iemand op je afrent en zegt: ‘hé, doe je mee?’

Thijs de Lange:
Dus het eigenlijk heel normaal maakt dat je met elkaar speelt.

Ilse van der Put:
Maar daar moet je eerst met kinderen over praten. Want ze zeggen: ik vind het een beetje eng, ik ken die kinderen niet en soms maken ze rare geluiden. Hoe ga ik daar dan mee om?

Maud Wilms:
Mevrouw ter Horst, als u dit zo hoort, hoe moeilijk is het dan om die andere ministeries daarvan te overtuigen dat dat nodig is?

Guusje ter Horst:
Ik denk dat mevrouw bedoelt dat het heel belangrijk is dat kinderen en volwassenen die geen beperking hebben, die weten vaak niet hoe ze moeten omgaan met kinderen en volwassenen met beperking. Laten we wel wezen, kijk, hier zie je nu een heleboel kinderen met een beperking. Maar als ik gewoon door de stad loop, ik zie nooit kinderen met een beperking. Ik heb er toevallig mee te maken gehad, jij ook. Zo zijn er natuurlijk veel ouders. Maar er zijn veel mensen die komen er nooit in contact mee. U zegt: ‘met de haren erbij slepen’, dat vind ik een mooie (publiek: lacht). Maar ik denk dat gecombineerd onderwijs waanzinnig belangrijk is. Dat je, al zit je niet bij elkaar in de klas, maar je hebt tegenwoordig scholen, waarbij verschillende klassen zijn met kinderen met en zonder beperking. En die zien elkaar dan tijdens de pauze. En dat is zo belangrijk, dat als je jong bent, dat je daarmee in contact komt en dat je dat heel gewoon gaat vinden. En dat je weet hoe je je moet gedragen. Maar daar moeten we mensen bij helpen.

Maud Wilms:
Dankuwel dat u er was, Lieve allemaal, Guusje ter Horst!

Publiek applaudisseert .

 

Welke uitdagingen maken samen spelen moeilijk?
In gesprek met Pauline Muijs, Rick Brink en Henk-Willem Laan

Maud Wilms:
Pauline Muijs, jij bent 12 jaar, en jij hebt inmiddels 2 jaar ervaring als Kinderambassadeur van Stichting het Gehandicapte Kind. Inmiddels heb jij het stokje over gedragen aan Art en Feline, jullie zitten hier op de eerste rij. Hartstikke leuk. Pauline, jij hebt net gespeeld op het festival, met wie?

Pauline Muijs:
Met Feline en met mijn beste vriendin Jolijn.

Maud Wilms:
Wat hebben jullie gedaan?

Pauline Muijs:
We zijn eerst bij de schminck geweest.

Maud Wilms:
Bij het schminken… Maar… jij bent niet geschminkt nu?

Pauline laat haar arm zien.

Maud Wilms:
Wauw!! Hou ‘m even omhoog! Dat iedereen ‘m kan zien. Het zijn bloemen en een regenboog. Prachtig. Is de rest ook geschminkt? Feline ook, fantastisch! Hé, lukt het ook wel eens niet om samen te spelen?

Pauline Muijs:
Vrij vaak.

Maud Wilms:
Wat maak je wel eens mee?

Pauline Muijs:
Wel eens toen ik in de speeltuin kwam dat ik niet mee kon doen of mocht doen.

Maud Wilms:
Er is een verschil tussen die twee?

Pauline Muijs:
Niet mee kan doen is door het spel wat ze spelen of door de toestellen waarop ze spelen. En niet mee mogen doen is dat ze zeggen: ‘maar jij mag niet meedoen, want…’ en dan komt er meestal een niet zo’n leuke reden achteraan.

Maud Wilms:
Nee. En dat niet mee kunnen doen, laten we daarmee beginnen. Dan heeft dat te maken met?

Pauline Muijs:
Een spel dat ze spelen of dat de speeltoestellen niet zo toegankelijk zijn.

Maud Wilms:
Dat je er eigenlijk niet eens bij kunt komen. Want voor de luisteraars, die zien dat niet, jij zit in een rolstoel. Dus als er geklommen wordt…

Pauline Muijs:
Dat kan ik niet.

Maud Wilms:
En dan had je daarnaast nog dat het mee mogen doen niet altijd lukt, dan zeggen ze niet zo’n leuke dingen. Wat zeg jij dan?

Pauline Muijs:
Ik l.. ik wilde zeggen ik loop weg. Ik rij weg. Dan rij ik gewoon weg. Dan ga ik naar huis of ik ga mijn eigen vriendinnen opzoeken.

Maud Wilms:
We gaan zo meteen naar alle leuke dingen toe. Ik ga naar de gast die naast jou zit. Rick Brink, jij bent oud Minister Gehandicaptenzaken en nu o.a. groot pleitbezorger voor Samen Spelen. Ik ben natuurlijk benieuwd hoe dat voor jou was, vroeger, toen je zo oud was als Pauline.

Rick Brink:
Ik ben in 1985 geboren, dus ik ben iets ouder dan mijn buurvrouw. Als je mijn ouders zou vragen dan zouden ze zeggen: ‘Rick was vooral goed in zijn rolstoel op plekken heen sturen waar we hem eigenlijk niet wilden hebben.’ Ik was altijd wel lekker actief en lekker bezig. In de jaren 90 waarin ik ben opgegroeid zag er letterlijk en figuurlijk anders uit. Je kunt je dat nou haast niet meer voorstellen, maar wij speelden vroeger oorlogje. En mijn vriendjes hadden een in elkaar geknutseld pistooltje met plakband en ik had de tank.

Publiek lacht.


Rick Brink:

Maar ook wat Pauline zegt, niet mee kunnen doen. Het niet mee mogen doen, kan ik me niet zozeer meer herinneren. Want er was altijd wel een mouw aan te passen. Ik ben zelf altijd naar het regulier onderwijs gegaan. Het schoolplein grensde aan onze tuin, dat was nooit zo’n probleem. Mar het was wel zo, jongetjes voetbalden toen ook al veel, en meisjes natuurlijk wel. Mar dan zie je wel dat dat voor problemen zorgt, want voetballen in een elektrische rolstoel waar ik dan zelf in zit, dat is natuurlijk heel lastig. Maar met creativiteit hebben we wel altijd geprobeerd om mee te kunnen doen. Ik zag wel gedurende de jaren steeds meer kinderen aan de kant staan. Ik heb me daar altijd over verbaasd. Hoe kan het nou, dat je halverwege de jaren 80, begin jaren 90 dat je voor een jongetje in Hardenberg in Overijssel dat dat best wel goed ging, maar dat ik ook zag dat er steeds meer kinderen buiten de boot vielen of langs de lijn stonden.

Toen kwam de KRO/NCRV met het programma Minister van Gehandicaptenzaken. En toen dacht ik van, ‘hé, als ik die minister zou worden, dan gaan we bij het begin beginnen en dat is bij kinderen.’ Want als kinderen, en dat zegt  Dave Ensberg van Jantje Beton ook vaak, als kinderen niet leren dat iedereen anders is maar wel gelijkwaardig, dan hebben we hele ingewikkelde discussies over een inclusieve arbeidsmarkt en dat soort dingen. en tot slot, mijn vrienden van toen die zijn inmiddels aanstormende ouders. En zij zeggen nu: ‘Wat goed, Rick dat ik toen bij jou in de klas zat, want dat heeft mij verder gebracht. Ook in het opvoeden van mijn kinderen nu.’

En ik denk dat dat heel belangrijk is want dat is hoe inclusie werkt: met elkaar in contact, geen gescheiden samenlevingen. Ik zeg ook altijd: regulier waar het kan, speciaal wanneer het echt moet. En ik denk dat die contactbevordering heel belangrijk is om uiteindelijk te komen tot die inclusieve samenleving.

Maud Wilms: 
Dankjewel. Henk-Willem Laan, jij bent directeur van Stichting het Gehandicapte Kind. Jullie organisatie is samen met Jantje Beton en 14 andere belangrijke spelers initiatiefnemer van dit SamenSpeelNetwerk. Maar je bent ook trotse vader van Joas. Neem ons eens mee, wat maakt het voor Joas moeilijk om andere kinderen te ontmoeten?

Henk-Willem Laan:
Mijn zoon is er helaas niet bij. Ik had hem graag meegenomen, maar hij zat niet zo goed in zijn vel. Mijn zoon is een jongetje die ernstig meervoudig beperkt is. Hij heeft een lichamelijke beperking, een verstandelijke beperking. Hoewel hij 16 jaar is, speelt hij het liefst met peutertjes. Daar houdt hij van. Het is een jongetje die niet kan praten. Hij kan wel communiceren, maar dat moet je begrijpen. Dus je moet snappen wat hij zegt. Ik leef al 16 jaar met hem, dus ik kan met hem lezen en schrijven. Maar voor de buitenwereld is dat niet zo heel makkelijk. Dus als je hem ziet dan kun je nog niet zo met hem communiceren. En dat is in het contact maken met andere mensen wel echt een uitdaging.

Maud Wilms:
Dat kan ik me voorstellen. Pauline, waar ontmoet jij je vrienden en vriendinnen?

Pauline Muijs:
Of op school, of ergens buiten school. Niet in de speeltuin.

Maud Wilms:
Naar welke school ga je? Naar een reguliere school?

Pauline Muijs:
Ik ga naar een reguliere school.

Maud Wilms:
Dus daar zijn ook je vrienden en vriendinnen?

Pauline Muijs:
Daar heb ik de meeste van mijn vrienden en vriendinnen ontmoet. En na schooltijd ga ik sporten, of ik lig op de bank en ga niks doen.

Publiek lacht.

Maud Wilms en Rick Brink:
Ook belangrijk.

Pauline Muijs:
Of ik bel een vriendin en vraag of ze kan afspreken. Of ik ga mijn vader, broer of moeder irriteren. Ook één van mijn hobby’s.

Publiek lacht.

Maud Wilms:
En als je afspreekt met je vriendinnen, wat gaan jullie dan doen?

Pauline Muijs:
Veel dingen. Eerst op mijn kamer zitten en kletsen. Bedenken wat we eigenlijk echt gaan doen. Heel lang. En als we iets bedacht hebben, dan gaan we het pas doen.

Maud Wilms
Je gaat het eerst even bespreken en als jullie het bedacht hebben, dan gaan jullie aan de slag. Hé, Rick, Pauline geeft aan dat ze vriendinnen heeft ontmoet op school, en als ze dat wil dan kan ik met ze afspreken. Is dit voor veel kinderen met een beperking ook de praktijk?

Rick Brink:
Ik kijk even naar mijn eigen patiënten-populatie, dus de mensen die dezelfde aandoening hebben als ik; een fysieke beperking. En wat ik daar wel zie dat veel kinderen onnodig naar het speciaal onderwijs gaan. Er zijn best veel kinderen die beter gedijen in het speciaal onderwijs. Mijn pleidooi zou nooit zijn: schaf het maar af. Maar ik zie wel dat heel veel kinderen naar het speciaal onderwijs gaan. Dat is niet in hun eigen buurt. Pak Hardenberg maar weer als voorbeeld, dan moet je naar Ommen of Zwolle. Dan zit je 40 minuten in het busje.

Maud Wilms:
Is een eind weg.

Rick Brink:
Ja. Dan is het dus heel lastig om die vriendjes na die tijd te ontmoeten. Want die vriendjes zitten niet in jouw buurt. ’s Avonds komt er niet iemand even aanbellen van ‘hé, kom je buiten spelen?’ Dus je ziet dat heel veel kinderen met een beperking niet opgroeien in hun eigen sociale omgeving daardoor geen onderdeel zijn van kinderfeestjes of buitenspeel-momenten en dan is het dus heel lastig om na schooltijd met je vrienden leuke dingen te doen. En ook het uitnodigen voor kinderfeestje. Wat is er nou leuker? Dat weet ik zelf ook nog wel. Dat is het hoogtepunt voor elk kind. Dat hoop je gewoon dat heel veel kinderen met een beperking dat mogen meemaken. Maar ik gun het kinderen zonder beperking ook.

Maud Wilms:
Allebei. Henk-Willem, ik ben benieuwd wat jij tegenkomt vanuit jouw rol als directeur van Stichting Het Gehandicapte Kind? Is dit een verhaal wat je vaker hoort?

Henk-Willem Laan:
Jazeker, dit horen we vaker. Het verschilt natuurlijk wel per handicap. ‘Het gehandicapte kind’ bestaat niet: er bestaan veel verschillende soort handicaps. Maar als je zegt: die ontmoeting is heel erg belangrijk, dan moet je elkaar wel tegenkomen. Dit is ook het onderwerp van jouw podcast. Waarbij je dat onderwerp bent gaan verkennen en dat zie ik overal terug. Niet voor elk kind is het nu niet altijd mogelijk om naar een school in de buurt te gaan. Maar dan is wel de vraag: hoe kom je andere kinderen tegen? Hoe kun je elkaar ontmoeten? En dit is wel het onderliggende verhaal. Want als je dan de cijfers eronder: 1 op de 5 geen vriendjes, 3 op de 5 geen vriendjes in de buurt. Hoe komt dat eigenlijk? Omdat je elkaar zo weinig ontmoet.

Maud Wilms:
Want dat gebeurt op school.

Henk-Willem Laan:
School is in ieder geval een plek waarvan je weet dat het een hele vanzelfsprekende plek, dat is de plek waar je het meest tijd doorbrengt. Als Pauline zegt: ik ga naar school in Bunschoten. Dan zit je elke dag met allerlei andere kinderen in de klas. Je bent niet met iedereen bevriend, maar je hebt een aantal vriendinnen. Dat zijn Pauline-look-a-likes, alleen zitten ze niet in een rolstoel. En dan krijg je die contacten. En dit is het verhaal wat we bij heel veel kinderen met een handicap ziet.

Rick Brink:
Ik ben zelf oom van drie kinderen. En die kunnen met mij lezen en schrijven. Ik was laatst met twee van hen een dagje weg. Andere kinderen in de dierentuin kijken mij heel ernstig aan, die zijn verbaasd, die vinden mijn vreemd, snap ik ook want je ziet me niet elke dag. Maar mijn neefje snapt niet dat er kinderen zijn die naar mij kijken. Dat begrijpt hij niet. Terwijl hij slim genoeg is, hij is 8 jaar, hij weet hoe de wereld een beetje werkt. Maar hij snapt het niet, omdat hij het heel normaal vindt dat er mensen zijn in een rolstoel. Ik zie het ook gewoon gebeuren, dat contact maken van jongs af aan, dat werkt.

Henk-Willem Laan:
Ik vind dat herkenbaar. Voor mijn jongste zoon die vindt dat vaak heel vervelend. Dat komen we ergens en dan vraagt hij: ‘Waarom zitten ze allemaal zo te kijken?’ En voor hem is het heel vanzelfsprekend. Voor ons geldt dan wel, als je kind hebt wat niet zo makkelijk contact maakt, dus hij kan niet zomaar praten, dan is het kringetje waar je mee kunt doen wel wat kleiner. Maar die plekken moet je dus wel opzoeken. We zoeken die plekken in de buurt op waar je wat langer contact kan hebben. Het leuke van kinderen vind ik altijd, ook als ze bij mijn zoon komen dat ze gewoon het lef hebben om dingen te vragen. Dat vind ik mooier dan alleen kijken. Ik moedig ook altijd aan om dingen te vragen: ‘Wil je wat vragen?’ ‘Waarom heeft ie zo’n grote ogen, waarom heeft hij een speelgoedje vast?’
Je ziet toch een jongen van 16 met een speelgoedje. Allemaal dat soort vragen. ‘Oh, maar kan ik ook even springen met hem op de trampoline?’ Ja, tuurlijk vindt ie hartstikke leuk.

Maud Wilms:
En dan komt het vanzelf.

Henk-Willem Laan:
En dan komt het vanzelf… nou vanzelf…. je moet helpen.

Maud Wilms:
Vanzelf is een te groot wordt hiervoor.

Henk-Willem Laan:
Dat is mijn situatie wel zo, ik moet echt helpen. Maar dan kan het wel. Dan komen die contacten wel. Hoe jonger de kinderen zijn, hoe opener ze er voor staan. Dat is ook een kenmerk van hele jonge kinderen. Zelfs nu kleine peutertjes die kunnen gewoon heel origineel met een grote jongen van 16 samen spelen. Dei zijn niet bezig met bepaalde vragen bezig. Even een paar, en daarna ga je gewoon weer samen spelen.

Wat zijn onze ervaringen met samen spelen?
In gesprek met Pauline Muijs, Rick Brink en Henk-Willem Laan

Maud Wilms:
Herken jij die starende blikken, Pauline?

Pauline Muijs:
Ja, helaas wel.

Maud Wilms:
Hoe ga jij daarmee om?

Pauline Muijs:
Negeren. En anders zeg ik: ‘Hoi, ik ben Pauline, wie ben jij?’

Maud Wilms:
Tof. Thijs, ik ben even benieuwd hoe dat is voor Art en Feline.

Thijs de Lange:
We hebben hier twee kinderambassadeurs van het Gehandicapte Kind. Feline, hoe is jouw ervaring met samen spelen in de speeltuin?

Feline Rijnaars:
Het is wel leuk, maar heel veel kinderen blijven staren en wijzen. Maar je kan ook naar iemand toe lopen en vragen wat diegene heeft. Het is zo onbeleefd om te wijzen en staren.

Thijs de Lange:
Wat doe jij als je merkt dat andere kinderen naar je staren? Je hebt zelf een zichtbare beperking. Wat doe je dan?

Feline Rijnaars:
Negeren, en anders erheen lopen dat je het niet leuk vindt.

Thijs de Lange:
Draai jij het ook wel eens om: ‘zullen we samen gaan spelen?’

Feline Rijnaars:
Soms wel.

Thijs de Lange:
En hoe is dat voor jou, Art?

Art Post:
Ik heb eigenijk ook dat ik word aangekeken. Dat heb ik soms. En dan kijken die kinderen zo van: ‘wat heb jij dan?’ Maar dat is niet fijn want voor je gevoel denk je dan: ‘hé, hoor ik hier niet, ofzo?’ En dan denk ik: durf je het te vragen? Maar meestal negeer ik ze dan gewoon. En dan denk ik: als je het wil vragen, kom het me maar gewoon vragen.

Maud Wilms:
Ik ben nog wel benieuwd naar dat vragen. Daar hadden we het ook al even over. Je moet het ook gewoon durven vragen, ook als ouder. Dat vind ik soms best moeilijk, dan moet ik een drempel over. Om de kinderen met hem in contact te brengen, of als het niet lekker loopt om dat te begeleiden of om te buigen. Henk-Willem, jij zei net: ‘ik help kinderen hier heel bewust bij.’  Rick, hoe gingen jouw ouders hier vroeger mee om?

Rick Brink:
Mijn ouders zijn hele nuchtere mensen. En ik weet nog wel dat ik een klein jongetje was en dat we over straat reden en mijn vader liep naast me. En dat was in Zoutelande waar we altijd op vakantie gingen. En er waren heel veel mensen naar mij aan het staren en toen vroeg ik: ‘Waarom kijken al die mensen naar mij?’ en toen zei mijn vader: ‘Rick, niet zo zeuren want als je Frans Bauer bent en je loopt hier op straat, dan kijken de mensen ook naar je.’ Dat was het korte antwoord. Het iets langere antwoord was dat mijn ouders hier heel nuchter mee omgingen, ook gewoon het uitleggen.

Maar ik kan me ook herinneren dat we er gewoon even geen zin in hadden. Dat je ergens bent, en je gaat ergens eten of naar de dierentuin en dan komt iemand naar je toe: ‘mag ik vragen wat je hebt?’ ‘Ja, nee, nu even niet.’ Toen ik puber was vond ik dat wel heel lastig. En mijn vrienden ook. Wij zeiden ook: ‘Als je naar Rick wil kijken, kost je een euro’. Daar waren wij wel van. Zij hadden er meer last van dan ik. Nu moet ik wel zeggen, maar er wordt wel minder gestaard. Dat hoor ik steeds vaker terug. Het treintje is gaan rijden, gaat nog langzaam, maar het is gaan rijden. Pak maar de Calvé Pindakaas reclame met Esther Vergeer. Dat soort dingen helpt natuurlijk dat mensen met een beperking echt wel veel meer kunnen.

Maud Wilms:
Dat maakt de beeldvorming anders. Hoe ziet het met jouw ouders, Pauline?

Pauline Muijs:
Pap?

Thijs de Lange:
Hier is de vader van Pauline.

Jaco Muijs:
Hoe wij ermee omgaan, is eigenlijk als de ouders van Rick, heel nuchter. Pauline is heel erg sociaal, socialer dan haar papa.

Pauline Muijs:
Nou…

Jaco Muijs:
Die stimuleren we ook om op de mensen zelf af te gaan. Wat Rick al heeft aangegeven in het begin, het begint bij het begin. Bij de kinderen op school. Rick zei het heel mooi: stimuleren waar regulier onderwijs kan, indien nodig speciaal onderwijs. Maar speciaal onderwijs kunnen we ook integreren in het regulier onderwijs. En dan, als kinderen elkaar in de pauzes ontmoeten, en de docenten kunnen dat af en toe een beetje sturen dat ze samen spelen, dan heb je het al.

Thijs de Lange:
Maar kunnen we stellen dat jullie als ouders vrij weinig doen? Dat Pauline het zelf doet?

Jaco Muijs:
Pauline doet heel veel zelf. Je moet ook gewoon als ouders kijken naar de mogelijkheden en niet naar de beperkingen. Wij zien zelf de rolstoel niet, en als je hem zelf niet ziet, dan zien de mensen in je omgeving hem ook niet. Dat helpt niet.

Maud Wilms:
Pauline, doen je ouders het goed? Heb je een beetje leuke ouders?

Pauline Muijs:
Soms wel.

Publiek lacht

Maud Wilms:
Dankjewel. Pauline, misschien is het ook wel lekker dat je ouders niet zoveel hoeven te helpen en dat je zoveel zelf doet. Henk-Willem, wat zie jij bij andere ouders, gelóven zij dat het mogelijk is dat hun kind met beperking een vriendje zonder beperking in de buurt kan hebben?

Henk-Willem Laan:
Dat is een goeie vraag want ik denk niet dat dat bij alle ouders zo is. Je hebt de ouders van Pauline en Rick, die kom je tegen. Die hebben soms nog een beetje stimulans nodig. Maar er is ook een groep ouders die het niet zo gelooft. En waarbij we ook de verhalen kennen van ouders die ook een ervaring hebben gehad, of het kind heeft een nare ervaring gehad in de speeltuin, en dat je dan speeltuinen gaan vermijden. Dat je daar omheen gaat lopen. Dat je denkt: ‘ik wil mijn kind de pijn besparen. Laten we dat maar niet doen.’ Daar kun je je alles bij voorstellen bij die ervaring die je dan gehad hebt. Tegelijkertijd werkt dat tegen elkaar in. Als je dat als ouder gaat vermijden, dan gaat je kind die ervaring ook niet hebben. Dat is voor ons ook een belangrijke reden als SamenSpeelNetwerk en met de SpeeltuinBende om daar een handje bij te helpen.

 

Oplossingen en tips!
In gesprek met Pauline Muijs, Rick Brink en Henk-Willem Laan

Maud Wilms:
Laten we even kijken, Thijs, naar hoe het publiek dit ziet. Want je had een poll.

Thijs de Lange:
Ja, de poll is: is het mogelijk dat kinderen met een beperking vriendjes kunnen hebben zonder beperking. Wie denkt dat dat mogelijk is? Eigenlijk gaan wel alle handen op. Op eentje na, geloof ik. Ik loop er even naar toe.

Mevrouw:
Ik had ‘m wel omhoog (lacht!).

Thijs de Lange:
Hoe maken we het praktisch. We hebben het heel erg over cultuur, samen doen, maar de speeltuin moet ook wel toegankelijk zijn. Hoe doen we dat dan?

Mevrouw:
Ik ben toevallig van een speeltuin. Wij zijn er druk mee om speeltuinen toegankelijk te maken voor kinderen.

Thijs de Lange
9 van de 10 speeltuinen zijn nog niet toegankelijk voor kinderen met een beperking. Aan welke aanpassingen moet ik dan denken?

Mevrouw:
Aanpassing in de bereikbaarheid van de speeltuin zelf, en de bereikbaarheid van de speeltoestellen en de soort speeltoestellen.

Thijs de Lange:
Noem eens een speeltoestel wat jullie aangepast hebben?

Mevrouw:
Nou, heel simpel bijvoorbeeld, een zandtafel waar kinderen met een rolstoel in de aangepaste zandbak spelen en andere kinderen kunnen in diezelfde zandbak spelen.

Maud Wilms:
We zien in het publiek dat eigenlijk iedereen, en we zitten hier ongeveer met 40 mensen, dat iedereen gelooft dat dat wel moet kunnen dat kinderen met en zonder beperking bevriend raken. We gaan gauw even kijken, met jullie hier aan tafel, hoe we ervoor kunnen zorgen dat dat ook echt gaat lukken. Henk-Willem, is er iets concreets dat jij als vader van Joas hebt gedaan dat het makkelijker wordt voor hem om andere kinderen te ontmoeten of juist makkelijker voor andere kinderen om hem te ontmoeten?

Henk-Willem Laan:
Dat zijn echt die contactmomenten. Ik heb het echt op moeten zoeken om op plekken te zijn waar we vaker samen konden zijn. Waardoor mensen de tijd hadden, en groepen de tijd hadden om hem wat beter te leren kennen.

Maud Wilms:
Wat voor plekken zijn dat?

Henk-Willem Laan:
We zijn onderdeel van een klein kerkje in de wijk. Een kleine gemeenschap, zeg maar. Wij zouden niet lid moeten zijn van een grote kerk, maar we zijn juist lid van een kleine kerk die heel veel dingen met elkaar doen. Wanneer je elke zondag daar bent elkaar dan daar ontmoet, daar gaan wij naar toe. Dus inmiddels… iedereen snapt hem nu ook beter. Als hij je een hand geeft, dan begrijpen mensen wat hij bedoelt. En ook voor kinderen, die kijken daar helemaal niet meer vreemd van op.

Maud Wilms:
Iedereen is helemaal mee genomen in hij is er, jullie zijn daar als gezin.

Henk-Willem Laan:
Wij hebben dan voor hem een kleine gemeenschap nodig. En dat werkt.

Maud Wilms:
Een voorbeeld uit jouw jeugd. Welke stap moest jij extra zetten?

Rick Brink:
Dan ga ik toch even terug naar mijn ouders. elke ouders is bezorgd over zijn kind. Je ziet dat ouders van kinderen met een beperking misschien vaak extra bezorgd zijn.  Waardoor die kinderen misschien niet de vrijheid hebben die ze graag zouden willen hebben. Dan praat ik over kinderen die een fysieke beperking hebben, zoals ik. En mijn ouders hebben altijd wel, en dat vinden ze lastig tot op de dag van vandaag, om mij ruimte te geven. Maar dat hebben ze wel gedaan. Ik heb een broze botten aandoening. Als er een bal op mij valt, dan breek ik een arm. Maar ik stond wel elke zaterdagmiddag bij mijn vriendjes te kijken die aan het voetballen waren. Ook het regulier onderwijs, ik kan er heel veel van vertellen. Maar ik denk: het ruimte geven aan mijn beperking, en ook echt Rick ga maar met die rolstoel de wijde wereld in, stap toch maar achter het stuur. En ik denk dat dat heel bepalend is geweest voor mijn hele leven.

Maud Wilms:
Dat je het vertrouwen kreeg om het toch te gaan doen.

Rick Brink:
Bijvoorbeeld, de stap van Rick zelfstandig wonen, dat is nu 2 jaar geleden. Ik heb gezegd we gaan dit wel doen, want jullie moeten ook zien dat dat gewoon kan. En niemand heeft het eeuwige leven, ook zij niet. En ik had heel graag gewild dat ze konden zien waar ik terecht ben gekomen, dat is gelukkig gelukt. Maar ook dat vonden zij heel erg lastig. Maar nu het goed gaat, vinden ze het ook weer prima.

Maud Wilms:
Dan gaat het goed, en dan is een vervolgstap ook weer makkelijker.

Rick Brink:
Ja, ruimte geven, en ik snap dat dat ook niet voor iedereen kan. Maar voor mijn situatie denk ik dat het heel bepalend is geweest. En ze hebben ook altijd gezegd: kijk naar de dingen die je wel kan, want daar word je een leuker mens van.

Maud Wilms:
Pauline, heb jij speeltips? Er zijn natuurlijk veel ouders die luisteren die een kind hebben met een of andere beperking, geef ze maar eens tips.

Pauline Muijs:
Ik heb een tip voor kinderen zonder beperking: als je een kind ziet met een beperking wees niet bang om naar dat kind toe te gaan om te vragen ‘wil je meespelen’, dat zou hij juist heel erg waarderen. Dus ga er op af, laat dat kind niet op jou afkomen. En voor de ouders: kinderen met een beperking zijn ook gewoon kinderen. Ik ben ook gewoon een meid, alleen het enige verschil is…ik heb wielen onder mijn billen.

Maud Wilms:
Zijn er tips vanuit het publiek?

Thijs de Lange:
Ik heb hier toevallig een ontwerper van speeltuinen in de zaal zitten. Floris! Van welke organisatie?

Floris Bouma van Speelplan:
Ik ben van Speelplan, ik ben ontwerper en ik hou me bezig met speeltuinen door heel Nederland, maar ook sportparken, skatebanen en alles wat ermee te maken heeft om het inclusief te maken.

Thijs de Lange:
Wat zijn dingen waar je aan denkt?

Floris Bouma van Speelplan:
Wat ik heel belangrijk vind, wat al vaak benoemd is… is de bereikbaarheid. Zolang het kind maar in de speeltuin kan komen, en daar zijn eigen grenzen en risico’s en alles kan ondervinden van hoe om te gaan met zijn handicap. Dan komt de rest wel goed. Ook als je  hier naar buiten kijkt, er zijn prachtige vlonder-paden aangelegd, zodat iedereen er kan komen. Maar als je er bent, is het aan jou om uit te zoeken hoe ver je kan gaan. Uiteindelijk is het niet het doel om het te elimineren maar om om te leren gaan met je beperking in welke vorm dan ook.

Thijs de Lange:
Die toestellen zelf moeten toch ook toegankelijk zijn?

Floris Bouma van Speelplan:
Ja, maar dat kunnen bijvoorbeeld ook heuvels, speelheuvels worden, waar dingen in verwerkt zijn, als grijppalen of reliëfbanen. Of ga zo maar verder. Het hoeft niet alleen een toestel te zijn. En zeker omdat je steeds groen/blauwe speelplekken wil maken, waar meer biodiversiteit en op een andere manier gespeeld kan worden, kun je die toestellen ook wat losser laten. Er is dan meer ruimte voor planten, je kunt met wilgentunnels en hutten werken waar je doorheen kan crossen. Pluktuinen. Veel natuurlijker.

Thijs de Lange:
Dankjewel. De laatste speeltip.

Maartje Radstaake van ISAAC NF:
Het gaat heel veel over de toegankelijkheid van de speeltuinen. Maar we willen ook pleiten voor de sociale inclusie dus voor de sociale toegankelijkheid. Als je er kunt komen is dat heel belangrijk en is dat een cruciale voorwaarde. Maar dan moet je ook nog in contact kunnen komen met het andere kind. Daarbij kunnen pictogrammen heel erg helpen. Borden met plaatjes waardoor je met elkaar kunt communiceren, waardoor je ook echt vriendjes kunt maken.

Ryan Beekhuizen:
Ik zit hier namens de Hogeschool Utrecht. Wij doen onderzoek naar hoe we samen spelen kunnen faciliteren. Kinderen met en zonder beperking samen naar buiten te sturen. En ik zit hier ook een beetje namens de kinderfysiotherapeuten. En een belangrijke tip voor hen zou zijn: help de kinderen hierbij. Blijf niet in de praktijk, maar ga samen naar buiten. Om die sociale ontmoetingen om dat te laten plaatsvinden.

Thijs de Lange:
En hoe doe je dat heel concreet?

Ryan Beekhuizen:
Wat er nu veel gebeurd is dat veel kinderen met een beperking komen bij de kinderfysio of bij de oefentherapeut en die gaan daar oefenen in de praktijk. En ik denk dat wij naar buiten moeten gaan samen met die kinderen. En laat die ontmoetingen maar plaatsvinden. En probeer samen te kijken in speeltuinen die nog niet zijn aangepast om te kijken wat wél kan en zien wat er mogelijk is.

Thijs de Lange:
Dus eigenlijk fysiotherapie in de praktijk

Ryan Beekhuizen:
Ja, en dan lekker buiten!

Maud Wilms:
Vooral: ga naar buiten, ga het doen, stap op iedereen af, nodig kinderen uit om vooral mee te doen. Wanneer je nu aan het luisteren bent en je hebt een idee gehoord en je denkt: ‘wow, maar dit is een idee dat ook bij mijn kind past, of deze stap wil ik eigenlijk ook wel gaan zetten’, dan nodigen wij je uit om dat morgen gewoon te gaan doen!’ Dankjewel Guusje ter Horst, Pauline Muijs, Rick Brink, Henk-Willem Laan en Thijs de Lange.

Publiek applaudisseert.

Maud Wilms:
Deze aflevering van Makkelijker Meedoen de Podcast werd mede mogelijk gemaakt door de initiatiefnemers van het SamenSpeelNetwerk: Jantje Beton en Stichting Het Gehandicapte Kind. Je vindt hen op www.samenspeelnetwerk.nl
Dankjewel voor de gastvrijheid van Fort de Batterijen in Nieuwegein, Leon Bartels voor het geluid! Dankjewel lief publiek!!

 

Luister deze podcast via APPLE PODCAST  I  SPOTIFY  I  STITCHER

Gaat meedoen voor jouw kind (ook) niet vanzelf?

Ik ontdekte 3 vragen die het een stuk makkelijker maken.

Meer lezen

Şirin (37) en Noortje (36) kennen elkaar van de peuterklas en zijn sindsdien vriendinnen. Mijn nieuwsgierigheid naar hun vriendschap is groot: Şirin is mijn nichtje. Noortje heeft het Williams-Beuren Syndroom; hetzelfde syndroom als mijn zoon Arje.
In dit voorleesboek heeft Len’s broer Steef een verstandelijke beperking. Het verhaal geeft een kijkje in een gezin waarin opgroeien net even anders gaat dan anders. Maar bovenal is het een boek waarin iedereen meedoet.
Als Arje (9) naar het speeltuintje om de hoek wilt, gaat er altijd iemand mee. Maar wat zou het fijn zijn als Arje zelfstandig de deur uit kan wandelen. Om anderen te ontmoeten en samen te spelen. Kan Arje alleen naar de speeltuin?